Ik geloof, ik geloof, ik geloof
Door: Tim van 't Hul
Blijf op de hoogte en volg Tim
26 Februari 2014 | Thailand, Chiang Mai
Sinds een jaar of wat speel ik weer computerspellen. Ik dacht dat ik die ontgroeid was. Plat, interactief vermaak, ontworpen om je een vals gevoel te geven dat je iets presteert. Tijdverspilling, zo had ik besloten. Wat ik niet wist was dat games gewoon met me mee zijn gegroeid. Complete werelden zijn het geworden. Wat een details! Wat een vrijheid! Maar wat me minstens zo aanspreekt aan deze moderne spellen is de manier waarop ze zijn opgebouwd. In het begin moet je leren lopen. Rennen, springen. Je hebt nog geen idee wat de bedoeling is. Je grootste uitdagingen zijn een gesloten deur of een muur om overheen te klimmen. Als er gevaar dreigt, kun je het best de benen nemen. Maar dan leer je bepaalde vaardigheden en begin je je te ontwikkelen. Stukje bij beetje leer je om te overleven. Je verzamelt aanwijzingen. Met elke uitdaging die je volbrengt word je beter en ontstaan er meer mogelijkheden. En ineens is het gevaar voor jou op de vlucht. Wat dat betreft zijn games een prachtige metafoor voor het leven.
Natuurlijk duurt het echte leven wel wat langer dan een computerspel. En het gebeurt dan ook niet vaak dat we door mogen naar een volgend level. Het is goed om bij die momenten stil te staan. Om er even voor te gaan zitten en vast te leggen wat je hebt geleerd (Gaston, wat zijn de prijzen?). Dat wil ik graag bij deze doen. Over twee weken verlaat ik dit prachtige land, dat ik twee jaar lang “thuis” heb mogen noemen. Uiteraard maakt dat een hoop bij me los. Toch ligt het moment waar ik het met jullie over wil hebben een paar weken terug in het verleden.
Ik heb altijd bij hoog en laag volgehouden dat ik niet naar Azie ging om “mezelf te vinden”. Gewoon omdat die term me niet aanstond. Die riep bij mij beelden op van onzekere, emotioneel onstabiele jongens met lang haar (u zult begrijpen waarom ik er een beetje defensief van werd) die in een tropisch vakantieparadijs citaten uit het Tibetaanse Dodenboek lopen spuien om indruk te maken op hippiemeisjes. Of, erger nog, omdat ze het echt menen. Daar wilde ik me graag van distantieren (het clichébeeld dan, niet de hippiemeisjes). Ik had potverdomme geen goeroe nodig om me te vertellen wie ik ben. Maar ik had wel bepaalde vragen. Over mezelf en over anderen. Over (bij gebrek aan een beter woord) het leven.
Het leven. Ik zie het leven als een netwerk van mensen en plaatsen - relaties en gewoontes en ambities - die elkaar voortdurend beinvloeden. Je bent er zo mee verbonden dat het soms moeilijk is om te zien waar jij, als mens, ophoudt en het netwerk begint. Mijn vraag was: als je jezelf in een ander netwerk plaatst, word je dan ook een ander mens? Mijn conclusie: jazeker. Of ja, een beetje dan. Waar je mee omgaat, word je - volgens goed Hollands gezegde - nou eenmaal mee besmet. Thailand Tim is meer ontspannen. Wat hedonistischer. Hij neemt iets meer risico’s. Maar naar verloop van tijd zag ik vooral de overeenkomsten met mijn oude zelf. De constante factoren. En al die constante factoren bij elkaar, dat ben ik. Hebbes.
Wees niet bang. Ik ga hier niet beweren dat ik mezelf heb gevonden - ik denk niet dat dat kan - maar onlangs heb ik wel dingen over mezelf ontdekt. En hoezeer ik me ook tegen stereotype heb verzet, die inzichten zijn wel degelijk levensbeschouwelijk van aard. Verdomme.
Ik heb mezelf nooit graag een atheist genoemd. Het is een raar iets om jezelf te laten definieren door iets waar je niet in gelooft. Als iemand je vraagt waar je vandaan komt, zeg je toch ook niet “nou, in ieder geval niet uit Canada”? Ik heb een tijdje geflirt met het woord “agnost”. Een wat diplomatieker woord, dat alle opties open houdt en niemand voor de kop stoot. Heel Hollands. Maar het paste me nooit helemaal. Het komt mij te dicht bij wat ook wel het “ietsisme” wordt genoemd. Als in “ik geloof niet in God, maar wel dat er iets is”. Het schijnt de snelstgroeiende religie van Nederland te zijn en ik vind het bloedirritant.
Een x aantal maanden geleden kwam ik tot de conclusie dat het etiket “atheist” me niet meer paste. En ik was ook geen agnost. Nee. Ik was een cynicus.
Want, als ik er lang en diep over nadacht (en jullie kennen mij, dat heb ik gedaan), kon ik niet zeggen dat er ook maar iets was waar ik echt in geloofde. Liefde? Chemische stoffen in je hersenen die naar verloop van tijd opraken. Kunst? Escapisme of intellectuele masturbatie. De maatschappij? Democratie? Alsjeblieft zeg. Uiteindelijk is het ieder voor zich. Het recht van de sterkste. En als het erop aankomt, schudden we dat dunne laagje beschaving zo van ons af en vreten we mekaar op.
Ik begon spijt te krijgen van mijn eigen zoektocht naar de waarheid. “Ignorance is bliss” zeggen ze. Ik had dat nooit eerder als waarschuwing beschouwd. Maar de gewoonte alles te analyseren - om overal vraagtekens bij te zetten - begon me op te breken. Steeds meer kreeg ik het idee dat alles zinloos was. Volslagen willekeur. Wat maakte het allemaal uit of ik ‘s ochtends uit mijn bed kwam? Naar mijn werk ging? Ik keek naar de mensen om me heen. Met hun dagelijkse offers aan de geesten, hun blinde vertrouwen in hun koning en hun afhankelijkheid van de monniken (aan wiens spirituele diensten overigens een verassend prijskaartje hangt). Die mensen hebben het goed voor elkaar. Zij hebben alle antwoorden. Ik bedoel, niet de juiste, maar toch. Zekerheden. Daar valt wat voor te zeggen. En die had ik mooi voor mezelf weg geanalyseerd.
Was er een weg terug? Kun je ervoor kiezen ergens in te geloven? Kon ik mezelf niet ergens laten indoctrineren? Hoeveel mantra’s moet je opdreunen voordat je jezelf weer veilig voelt?
En toen, broeders en zusters, toen was daar het Boek. Maar ook - en belangrijker nog - het Woord.
Het boek was the God Delusion, van Richard Dawkins. Er waren ook een hoop films en artikelen op internet, maar dit boek was het laatste duwtje in de rug dat ik nodig had. Mocht je er niet van gehoord hebben, het boek is een atheistisch pleidooi van een vooraanstaand wetenschapper. Ik was er nooit eerder aan begonnen omdat ik niet dacht dat het mij iets nieuws te melden had. Nou was dat ook niet direct zo. Wat me meer verraste was de positieve toon van het boek. Zeker, Dawkins is niet mals over religie. Hij noemt het ondermeer een virus voor de geest. Maar het is geen neerslachtig man. Hij is duidelijk geen nihilist. Hij gelooft in dingen. En dat bracht me, via een omweggetje, bij het Woord.
Vader, moeder, ik moet jullie iets vertellen. Ik ben een humanist.
Ik ben denk ik altijd al humanist geweest. (En velen van jullie met mij, vermoed ik.) Maar het voelt als een enorme opluchting om er nu een woord voor te hebben. Woorden zijn nou eenmaal belangrijk voor mij. Het woord “humanist” herinnert me er dagelijks aan dat ik niet alleen ben. Dat ik in een lange traditie van vrijdenkers pas. Dat ik niet overal neutraal in hoef te blijven (“ach, wat weet ik er nou van”) maar een mening mag hebben. Tuurlijk, we kunnen nergens 100% zeker van zijn (en bedankt, Descartes), maar zonder bepaalde aannames - zonder geloof - word je verlamd door besluiteloosheid. Geloof, zoveel weet ik nu, is niet hetzelfde als religie. Of fundamentalisme. Zolang waar je in gelooft is gebaseerd op je eigen observaties of wetenschappelijk bewijs. En zolang je bereid blijft om van gedachten te veranderen als alles erop wijst dat je ernaast zat. Humanisten zijn atheisten. Ja. Maar dat is slechts het begin. Als je dogma’s definitief verwerpt en echt naar de feiten gaat kijken, lijken de dingen namelijk ineens heel helder.
Binnen de protestants-christelijke traditie waarin ik ben grootgebracht - weliswaar als niet-gelovige - komt al het goede van boven. Liefde, vriendschap, medeleven, altruisme. Dat zijn magische dingen die buiten ons staan. Alleen de slechte dingen, die komen uit onszelf. De mens is van nature zondig en mag zich elke dag in zijn handjes knijpen dat God geen nieuwe zondvloed heeft gestuurd. Ik besef nu dat dit wereldbeeld, ondanks de beste inzet van mijn ouders, wel degelijk bij me naar binnen is geglipt. Niet zo gek ook. De Nederlandse moraal is er nou eenmaal van doordrongen. Of misschien was het mijn naam. Sommige psychologen geloven dat je naam je zelfbeeld beinvloedt. Dat klinkt mij best geloofwaardig in de oren. Ik heb in ieder geval altijd overmatig veel belang gehecht aan mijn naam. Wanneer ik iemand ontmoet die toevallig ook Tim heet, voel ik altijd gelijk een soort band met diegene. Ik ga er - tegen beter weten in - vanuit dat we iets fundamenteels met elkaar gemeen moeten hebben. Ik kan me dan ook nog precies herinneren de eerste keer dat ik las dat “Timotheus” Grieks is voor “Hij die God vreest”.
Of het daarmee begon, kan ik niet zeggen. Maar vrezen, dat heb ik gedaan. Het idee dat er iets onzichtbaars was dat naar je keek - ook als je dacht dat je alleen was - en als een soort bovennatuurlijke Big Brother oordeelde over alles wat je deed. Dat vond ik als kind intens angstaanjagend. Ik geloofde er natuurlijk niet echt in. In de duivel, de hel en eeuwig lijden. Maar wat als we ons vergisten? Die twijfel heb ik ergens diep van binnen denk ik altijd met me mee gedragen. Tot nu.
Een wereld zonder god is een betere wereld. Omdat het namelijk betekent dat we toch echt alles zelf hebben gedaan. Zonder bovennatuurlijke zijwieltjes. Voorheen, als ik het nieuws las (en ik besef nu dat dat geen goede bron is om je wereldbeeld op te baseren), ontkwam ik niet aan de indruk dat we met zijn allen steeds meer de weg kwijt raakten. Ik heb altijd een ideaalbeeld gehad van de geschiedenis gehad en zag in het heden de wereld steeds onpersoonlijker, killer en egoistischer worden. Nu besef ik dat de wereld nooit de weg heeft geweten. Historische films en romans zijn zeker fascinerend, maar ze neigen er wel naar om machtsmisbruik, onderdrukking, slavernij en een totaal gebrek aan hygiene onvermeld te laten. Let’s face it: dit is de allerbeste tijd ooit om een mens op de planet aarde te zijn. In de afgelopen 150 jaar hebben we wereldwijd de slavernij afgeschaft, vrouwen stemrecht gegeven en het kolonialisme opgegeven. We hebben democratie omarmd en discriminatie is niet langer acceptabel. Oh, en we leven ook nog eens twee keer zo lang. En dan kan je zeuren over vergrijzing, maar de volgende keer dat je een willekeurige ontsteking hebt en er niet aan dood gaat, besef dan hoeveel geluk je hebt.
Het leven heeft geen zin. Dat is eng. En man, was is het soms zwaar. Maar des te bewonderenswaardig is het, dat we maar door blijven gaan. Wat de obstakels ook zijn, onze dorst naar het leven is onstilbaar. We blijven vechten voor iets beters. We hebben geen idee waar we mee bezig zijn. En we gaan soms enorm de mist in. Maar we bedoelen het echt allemaal goed. Kijk. Daar kan ik me nou mee identificeren.
Oh, en dat het leven geen zin heeft, betekent trouwens nog niet dat er geen doel is. De wetenschap mag dan niet zo alwetend zijn als God, maar biedt zeker bepaalde antwoorden voor zij die ernaar willen luisteren. Wie denkt dat het universum alleen uit chaos, toeval en willeukeur bestaat, moet meer naar het lange termijn plaatje kijken. Klopt, alles in het universum verkeert in een voortdurende staat van verandering. Maar die veranderingen zijn niet willekeurig. Er zijn patronen in te ontdekken. Allereerst kunnen we zien dat het universum steeds groter wordt. Sommige wetenschappers geloven zelfs dat de oerknal waarmee ons universum begon, nog steeds gaande is. Dat is op zichzelf al een fantastisch idee (wie geen goede explosie kan waarderen, is naar mijn mening dood van binnen). Maar het universum neigt er ook naar om steeds complexer te worden. Dat heet entropie. Daarom valt alles voortdurend uit elkaar. Dat lijkt zorgwekkend. Maar complexiteit is niet hetzelfde als chaos. Kijk maar naar de evolutie. Wij mensen zijn niet alleen complexer geworden, maar ook inteligenter en daarmee toleranter en meelevender. Dus als de wereld soms ondragelijk ingewikkeld op je overkomt, troost jezelf dan met de gedachte dat het zo hoort. Als de hoeveelheid (vaak tegenstrijdige) informatie in onze modern wereld je soms duizelt, herinner jezelf er dan aan dat kennis ons beter maakt. En als de binnenkant van je hoofd soms een puinhoop lijkt, besef dan dat je groeit. Dat je veranderd in iets groters, iets beters. Iets wat je je nu nog niet eens kan voorstellen.
Dit zijn de dingen die me bezighouden in mijn laatste dagen hier. Het is druk in mijn hoofd. Ik probeer me voor te bereiden op weer een nieuw begin. En me neer te leggen bij een nieuw einde. In mijn hoofd word ik heen en weer geslingerd tussen heden, verleden en toekomst. Ik moet steeds denken aan mijn vertrek uit Nederland. Mijn eerste weken in Thailand. Het is een bizar idee dat ik diezelfde overgang nu weer door ga maken, maar dan andersom. Ik was toen een ander iemand. Zal ik hem weer zijn? Waarschijnlijk wel. Maar met een uitzondering. Want ik geloof. Ik geloof, ik geloof, ik geloof. En niet zo'n beetje ook. Regisseur Joss Whedon vatte het prachtig samen toen hij stelde dat humanisten juist het meest geloven van iedereen. “Geloven in God,” zei hij “is absoluut geloven in iets zonder dat je er enig bewijs voor hebt. Geloven in mensen is absoluut geloven in iets terwijl je een enorme hoeveelheid bewijs hebt voor het tegendeel.”
Amen.
Natuurlijk duurt het echte leven wel wat langer dan een computerspel. En het gebeurt dan ook niet vaak dat we door mogen naar een volgend level. Het is goed om bij die momenten stil te staan. Om er even voor te gaan zitten en vast te leggen wat je hebt geleerd (Gaston, wat zijn de prijzen?). Dat wil ik graag bij deze doen. Over twee weken verlaat ik dit prachtige land, dat ik twee jaar lang “thuis” heb mogen noemen. Uiteraard maakt dat een hoop bij me los. Toch ligt het moment waar ik het met jullie over wil hebben een paar weken terug in het verleden.
Ik heb altijd bij hoog en laag volgehouden dat ik niet naar Azie ging om “mezelf te vinden”. Gewoon omdat die term me niet aanstond. Die riep bij mij beelden op van onzekere, emotioneel onstabiele jongens met lang haar (u zult begrijpen waarom ik er een beetje defensief van werd) die in een tropisch vakantieparadijs citaten uit het Tibetaanse Dodenboek lopen spuien om indruk te maken op hippiemeisjes. Of, erger nog, omdat ze het echt menen. Daar wilde ik me graag van distantieren (het clichébeeld dan, niet de hippiemeisjes). Ik had potverdomme geen goeroe nodig om me te vertellen wie ik ben. Maar ik had wel bepaalde vragen. Over mezelf en over anderen. Over (bij gebrek aan een beter woord) het leven.
Het leven. Ik zie het leven als een netwerk van mensen en plaatsen - relaties en gewoontes en ambities - die elkaar voortdurend beinvloeden. Je bent er zo mee verbonden dat het soms moeilijk is om te zien waar jij, als mens, ophoudt en het netwerk begint. Mijn vraag was: als je jezelf in een ander netwerk plaatst, word je dan ook een ander mens? Mijn conclusie: jazeker. Of ja, een beetje dan. Waar je mee omgaat, word je - volgens goed Hollands gezegde - nou eenmaal mee besmet. Thailand Tim is meer ontspannen. Wat hedonistischer. Hij neemt iets meer risico’s. Maar naar verloop van tijd zag ik vooral de overeenkomsten met mijn oude zelf. De constante factoren. En al die constante factoren bij elkaar, dat ben ik. Hebbes.
Wees niet bang. Ik ga hier niet beweren dat ik mezelf heb gevonden - ik denk niet dat dat kan - maar onlangs heb ik wel dingen over mezelf ontdekt. En hoezeer ik me ook tegen stereotype heb verzet, die inzichten zijn wel degelijk levensbeschouwelijk van aard. Verdomme.
Ik heb mezelf nooit graag een atheist genoemd. Het is een raar iets om jezelf te laten definieren door iets waar je niet in gelooft. Als iemand je vraagt waar je vandaan komt, zeg je toch ook niet “nou, in ieder geval niet uit Canada”? Ik heb een tijdje geflirt met het woord “agnost”. Een wat diplomatieker woord, dat alle opties open houdt en niemand voor de kop stoot. Heel Hollands. Maar het paste me nooit helemaal. Het komt mij te dicht bij wat ook wel het “ietsisme” wordt genoemd. Als in “ik geloof niet in God, maar wel dat er iets is”. Het schijnt de snelstgroeiende religie van Nederland te zijn en ik vind het bloedirritant.
Een x aantal maanden geleden kwam ik tot de conclusie dat het etiket “atheist” me niet meer paste. En ik was ook geen agnost. Nee. Ik was een cynicus.
Want, als ik er lang en diep over nadacht (en jullie kennen mij, dat heb ik gedaan), kon ik niet zeggen dat er ook maar iets was waar ik echt in geloofde. Liefde? Chemische stoffen in je hersenen die naar verloop van tijd opraken. Kunst? Escapisme of intellectuele masturbatie. De maatschappij? Democratie? Alsjeblieft zeg. Uiteindelijk is het ieder voor zich. Het recht van de sterkste. En als het erop aankomt, schudden we dat dunne laagje beschaving zo van ons af en vreten we mekaar op.
Ik begon spijt te krijgen van mijn eigen zoektocht naar de waarheid. “Ignorance is bliss” zeggen ze. Ik had dat nooit eerder als waarschuwing beschouwd. Maar de gewoonte alles te analyseren - om overal vraagtekens bij te zetten - begon me op te breken. Steeds meer kreeg ik het idee dat alles zinloos was. Volslagen willekeur. Wat maakte het allemaal uit of ik ‘s ochtends uit mijn bed kwam? Naar mijn werk ging? Ik keek naar de mensen om me heen. Met hun dagelijkse offers aan de geesten, hun blinde vertrouwen in hun koning en hun afhankelijkheid van de monniken (aan wiens spirituele diensten overigens een verassend prijskaartje hangt). Die mensen hebben het goed voor elkaar. Zij hebben alle antwoorden. Ik bedoel, niet de juiste, maar toch. Zekerheden. Daar valt wat voor te zeggen. En die had ik mooi voor mezelf weg geanalyseerd.
Was er een weg terug? Kun je ervoor kiezen ergens in te geloven? Kon ik mezelf niet ergens laten indoctrineren? Hoeveel mantra’s moet je opdreunen voordat je jezelf weer veilig voelt?
En toen, broeders en zusters, toen was daar het Boek. Maar ook - en belangrijker nog - het Woord.
Het boek was the God Delusion, van Richard Dawkins. Er waren ook een hoop films en artikelen op internet, maar dit boek was het laatste duwtje in de rug dat ik nodig had. Mocht je er niet van gehoord hebben, het boek is een atheistisch pleidooi van een vooraanstaand wetenschapper. Ik was er nooit eerder aan begonnen omdat ik niet dacht dat het mij iets nieuws te melden had. Nou was dat ook niet direct zo. Wat me meer verraste was de positieve toon van het boek. Zeker, Dawkins is niet mals over religie. Hij noemt het ondermeer een virus voor de geest. Maar het is geen neerslachtig man. Hij is duidelijk geen nihilist. Hij gelooft in dingen. En dat bracht me, via een omweggetje, bij het Woord.
Vader, moeder, ik moet jullie iets vertellen. Ik ben een humanist.
Ik ben denk ik altijd al humanist geweest. (En velen van jullie met mij, vermoed ik.) Maar het voelt als een enorme opluchting om er nu een woord voor te hebben. Woorden zijn nou eenmaal belangrijk voor mij. Het woord “humanist” herinnert me er dagelijks aan dat ik niet alleen ben. Dat ik in een lange traditie van vrijdenkers pas. Dat ik niet overal neutraal in hoef te blijven (“ach, wat weet ik er nou van”) maar een mening mag hebben. Tuurlijk, we kunnen nergens 100% zeker van zijn (en bedankt, Descartes), maar zonder bepaalde aannames - zonder geloof - word je verlamd door besluiteloosheid. Geloof, zoveel weet ik nu, is niet hetzelfde als religie. Of fundamentalisme. Zolang waar je in gelooft is gebaseerd op je eigen observaties of wetenschappelijk bewijs. En zolang je bereid blijft om van gedachten te veranderen als alles erop wijst dat je ernaast zat. Humanisten zijn atheisten. Ja. Maar dat is slechts het begin. Als je dogma’s definitief verwerpt en echt naar de feiten gaat kijken, lijken de dingen namelijk ineens heel helder.
Binnen de protestants-christelijke traditie waarin ik ben grootgebracht - weliswaar als niet-gelovige - komt al het goede van boven. Liefde, vriendschap, medeleven, altruisme. Dat zijn magische dingen die buiten ons staan. Alleen de slechte dingen, die komen uit onszelf. De mens is van nature zondig en mag zich elke dag in zijn handjes knijpen dat God geen nieuwe zondvloed heeft gestuurd. Ik besef nu dat dit wereldbeeld, ondanks de beste inzet van mijn ouders, wel degelijk bij me naar binnen is geglipt. Niet zo gek ook. De Nederlandse moraal is er nou eenmaal van doordrongen. Of misschien was het mijn naam. Sommige psychologen geloven dat je naam je zelfbeeld beinvloedt. Dat klinkt mij best geloofwaardig in de oren. Ik heb in ieder geval altijd overmatig veel belang gehecht aan mijn naam. Wanneer ik iemand ontmoet die toevallig ook Tim heet, voel ik altijd gelijk een soort band met diegene. Ik ga er - tegen beter weten in - vanuit dat we iets fundamenteels met elkaar gemeen moeten hebben. Ik kan me dan ook nog precies herinneren de eerste keer dat ik las dat “Timotheus” Grieks is voor “Hij die God vreest”.
Of het daarmee begon, kan ik niet zeggen. Maar vrezen, dat heb ik gedaan. Het idee dat er iets onzichtbaars was dat naar je keek - ook als je dacht dat je alleen was - en als een soort bovennatuurlijke Big Brother oordeelde over alles wat je deed. Dat vond ik als kind intens angstaanjagend. Ik geloofde er natuurlijk niet echt in. In de duivel, de hel en eeuwig lijden. Maar wat als we ons vergisten? Die twijfel heb ik ergens diep van binnen denk ik altijd met me mee gedragen. Tot nu.
Een wereld zonder god is een betere wereld. Omdat het namelijk betekent dat we toch echt alles zelf hebben gedaan. Zonder bovennatuurlijke zijwieltjes. Voorheen, als ik het nieuws las (en ik besef nu dat dat geen goede bron is om je wereldbeeld op te baseren), ontkwam ik niet aan de indruk dat we met zijn allen steeds meer de weg kwijt raakten. Ik heb altijd een ideaalbeeld gehad van de geschiedenis gehad en zag in het heden de wereld steeds onpersoonlijker, killer en egoistischer worden. Nu besef ik dat de wereld nooit de weg heeft geweten. Historische films en romans zijn zeker fascinerend, maar ze neigen er wel naar om machtsmisbruik, onderdrukking, slavernij en een totaal gebrek aan hygiene onvermeld te laten. Let’s face it: dit is de allerbeste tijd ooit om een mens op de planet aarde te zijn. In de afgelopen 150 jaar hebben we wereldwijd de slavernij afgeschaft, vrouwen stemrecht gegeven en het kolonialisme opgegeven. We hebben democratie omarmd en discriminatie is niet langer acceptabel. Oh, en we leven ook nog eens twee keer zo lang. En dan kan je zeuren over vergrijzing, maar de volgende keer dat je een willekeurige ontsteking hebt en er niet aan dood gaat, besef dan hoeveel geluk je hebt.
Het leven heeft geen zin. Dat is eng. En man, was is het soms zwaar. Maar des te bewonderenswaardig is het, dat we maar door blijven gaan. Wat de obstakels ook zijn, onze dorst naar het leven is onstilbaar. We blijven vechten voor iets beters. We hebben geen idee waar we mee bezig zijn. En we gaan soms enorm de mist in. Maar we bedoelen het echt allemaal goed. Kijk. Daar kan ik me nou mee identificeren.
Oh, en dat het leven geen zin heeft, betekent trouwens nog niet dat er geen doel is. De wetenschap mag dan niet zo alwetend zijn als God, maar biedt zeker bepaalde antwoorden voor zij die ernaar willen luisteren. Wie denkt dat het universum alleen uit chaos, toeval en willeukeur bestaat, moet meer naar het lange termijn plaatje kijken. Klopt, alles in het universum verkeert in een voortdurende staat van verandering. Maar die veranderingen zijn niet willekeurig. Er zijn patronen in te ontdekken. Allereerst kunnen we zien dat het universum steeds groter wordt. Sommige wetenschappers geloven zelfs dat de oerknal waarmee ons universum begon, nog steeds gaande is. Dat is op zichzelf al een fantastisch idee (wie geen goede explosie kan waarderen, is naar mijn mening dood van binnen). Maar het universum neigt er ook naar om steeds complexer te worden. Dat heet entropie. Daarom valt alles voortdurend uit elkaar. Dat lijkt zorgwekkend. Maar complexiteit is niet hetzelfde als chaos. Kijk maar naar de evolutie. Wij mensen zijn niet alleen complexer geworden, maar ook inteligenter en daarmee toleranter en meelevender. Dus als de wereld soms ondragelijk ingewikkeld op je overkomt, troost jezelf dan met de gedachte dat het zo hoort. Als de hoeveelheid (vaak tegenstrijdige) informatie in onze modern wereld je soms duizelt, herinner jezelf er dan aan dat kennis ons beter maakt. En als de binnenkant van je hoofd soms een puinhoop lijkt, besef dan dat je groeit. Dat je veranderd in iets groters, iets beters. Iets wat je je nu nog niet eens kan voorstellen.
Dit zijn de dingen die me bezighouden in mijn laatste dagen hier. Het is druk in mijn hoofd. Ik probeer me voor te bereiden op weer een nieuw begin. En me neer te leggen bij een nieuw einde. In mijn hoofd word ik heen en weer geslingerd tussen heden, verleden en toekomst. Ik moet steeds denken aan mijn vertrek uit Nederland. Mijn eerste weken in Thailand. Het is een bizar idee dat ik diezelfde overgang nu weer door ga maken, maar dan andersom. Ik was toen een ander iemand. Zal ik hem weer zijn? Waarschijnlijk wel. Maar met een uitzondering. Want ik geloof. Ik geloof, ik geloof, ik geloof. En niet zo'n beetje ook. Regisseur Joss Whedon vatte het prachtig samen toen hij stelde dat humanisten juist het meest geloven van iedereen. “Geloven in God,” zei hij “is absoluut geloven in iets zonder dat je er enig bewijs voor hebt. Geloven in mensen is absoluut geloven in iets terwijl je een enorme hoeveelheid bewijs hebt voor het tegendeel.”
Amen.
-
27 Februari 2014 - 16:20
Wim Aalders:
Hallo Tim.
Na het voldoen aan enkele noodzakelijke voorzieningen die voortvloeien uit mijn bestaan (voeding, bescherming -in dit geval in de vorm van huisvestingen kleding en het onderhoud daarvan- wil ik me wagen aan een reactie op jouw uitvoerige overpeinzing.
Deze overpeinzingen ken ik ook en dat is niet alleen van vandaag of gisteren. Ik zou haast zeggen het aantal wijzigingen van mijn inzicht in de betekenis van mijn bestaan is wellicht even vaak veranderd als het aantal van mijn "bewuste" levensjaren. Vaststaand feit is altijd gebleven "dat ik er ben". Ook vaststaand is dat aan mijn bestaan een onvoorstelbaar proces vooraf is gegaan. Een zaadje trof een eitje en dat feit bracht een gigantisch proces op gang van delen, delen, delen van cellen. Bovendien gingen die cellen groepsgewijs aan de gang om organen te vormen en, zoals je inmiddels wel zult weten, na 9 maanden een compleet, werkend lichaam met een denkvermogen. Hoe konden dat eitje en dat zaadje een daarna ook al die cellen dat voor elkaar krijgen? Geleerden, en tot die groep behoor ik niet, kunnen ons daarover hele (interessante) verhalen vertellen, net zo "wonderlijk" als dat hele scheppingsproces (!) dat ik omschreef, maar als je bij de vraag komt "hoe kan zoiets dan?" en je gaat daarmee naar het aller-, aller- allereerste begin moeten ook zij het antwoord schuldig blijven.
Op mijn simpele manier ben ik zo bij de vraag gekomen "wie heeft mij, wie heeft de hele wereld geschapen" dan weet ik maar één ding en dat is dat daaraan een enorme, "denkende" krachtbron/energiebron" verbonden moet zijn. Vanaf het moment dat mensen bewust zijn gaan denken hebben ze daaraan allerlei namen verbonden. Je moet toch iets een naam geven om erover te kunnen praten? Die naamgeving zal in allerlei gebieden en tijden anders en steeds aan verandering onderhevig zijn geweest. In de wat recentere tijd kennen we daarvoor dan de woorden Schepper, God, Allah enz. enz. Probleem daarbij is dat men daarbij veelal aan een soort persoon is gaan denken.
Ik denk dat het niet zo belangrijk is hoe we het noemen, maar wel dat we beseffen "een deel te zijn van die energie"; met ons bewust denkend vermogen kunnen wij dus op onze manier in ons leven hieraan vorm geven. Uit het begin van mijn verhaal kunnen we zien, dat aan dat scheppingsproces een enorme samenwerking van de verschillende delen ten grondslag ligt, ja, dat het voortgaan van dat proces daarvan juist afhankelijk is. Ik zou willen uitroepen: "mensheid, hoort.......!!!!!!!
In Het Apostolisch Genootschap, waarvan ik lid ben, hanteren we daarom de slogan "IN LIEFDE WERKEN AAN EEN MENSWAARDIGE WERELD". Daarop zeg ik dan weer " amen".
Van harte alvast een goeie reis toegewenst. Ik zal blij zijn je weer eens te ontmoeten. Groeten aan je vriendin en haar familie.
OpaAa
-
03 Maart 2014 - 15:51
Elly Marwitz:
Hoi Tim,
Wat een prachtig mooie 'bekentenis' schreef je!
Met erg veel bewondering gelezen en het had een reflectief effect: 'hoe denk ik daarover, hoe sta ik erin'?
Knap zeg! Om zo te schrijven, te beschouwen, te bezinnen en besluiten: een gave, een kunst!
Je leest: ik ben nog onder de indruk!
Houd dit anker vast!
Inderdaad een nieuw tijd (begin) staat voor je klaar: ik kijk er naar uit je weer hier te zien!
Sterkte ook met afscheid nemen, afronden, achter laten.....
lieve groet,
'tante' Elly.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley